Klein geslacht van karperzalmen met 9 soorten uit de familie van de ➛Lebiasinidae.
Slanke, langgerekte vissen uit het ➛Amazonegebied, zijdelings weinig afgevlakt. Vele soorten zijn na nader onderzoek overgebracht van het geslacht ➛Copeina. Kop spits, met een kleine, eindstandige bek. Rug- aars- en buikvinnen ver naar achteren staand. De gevorkte staart heeft een langere bovenste lob. Grote schubben. Vrouwen zijn doorgaans eenvoudiger van kleur dan mannen.
Vreedzame dieren, vaak zeer geschikt voor het ➛gezelschapsaquarium. Een dichte beplanting kan voor schuilgelegenheid zorgen, onderling kunnen dieren de nodige onenigheid vertonen. Dek het aquarium goed af, de dieren springen uitstekend. ➛Drijfplanten kunnen al te fel licht temperen en ook een donkere ➛bodem met bijvoorbeeld ➛herfstbladeren kan daartoe bijdragen.
Als voedsel kan niet al te groot voedsel worden gegeven van dierlijke aard, zoals ➛muggenlarven, kleine kreeftachtigen of kleine insecten. ook ➛diepvries- en ➛droogvoer worden gegeten.
Kweken is bij veel soorten niet moeilijk, al zijn er die hoge eisen aan de ➛waterkwaliteit stellen. Voer de temperatuur op naar het maximum. Eieren worden op een breed plantenblad of tussen planten afgezet, de spatzalm legt ze zelfs boven water. Verrassend is dat de man vervolgens aan ➛broedzorg doet door de eieren te bewaken tot deze uitkomen. Nadien is het zaak de ouders te verwijderen, deze eten de jongen. De zeer kleine jongen hebben, zodra ze vrij zwemmen, zeer fijn voedsel nodig, zoals ➛infusoriën, bijvoorbeeld ➛Paramecium. Na enkele weken kan op Artemia of ➛azijnaaltjes worden overgegaan.

Wijd verspreid in de bovenloop van de Amazone in Peru en Brazilië, in beschaduwde beken en overstroomd gebied met door ➛tannines bruin getint water.
Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Beigewit getint met een scherp afgebakende groenig grijze rug. Net onder het midden loopt een groenzwarte, brede, gebrokkelde lengteband met aan de bovenkant een rij rode vlekjes, op de staartwortel nog een rode vlek er onder. Op de staartlobben vloeit het rood dun uit. Op de rugvin een donkerbruine vlek. Vrouwen zijn kleiner en eenvoudiger gekleurd.
Lengte ♀ tot 40 mm, ♂ tot 5 cm.
Verzorging en gedrag als bij de geslachtsbeschrijving. Schuwer dan de andere soorten en daardoor alleen geschikt voor rustige medebewoners.
Kweekt lastiger, afwisselend voer en zacht, zuur water zijn noodzakelijk. Beide dieren gaan na het elkaar najagen dicht tegen elkaar liggen op een groot plantenblad en zetten tot 300 eieren af. Na ongeveer anderhalve dag komen deze uit, waarna de jongen nog tot twee dagen op de ➛dooierzak teren, hangend aan ruiten en voorwerpen nabij het oppervlak.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 4-7 dH: 0-8 fH: 0-14 ppm: 0-130
Geen IUCN status. C. meinkeni is een synoniem.
Eenoogkreeften, roeipootkreeften
Klasse van kleine kreeftachtigen uit de onderstam van de ➛Crustacea. Een kosmopolitische groep die zowel in zoet als zout water voorkomt. In zoet water komen een kleine 3000 bekende soorten voor.
Roeipootkreeftjes hebben alle min of meer dezelfde vorm: een druppelvormige ➛carapax, waaraan een kort ➛abdomen en een enkele of dubbele staart, waaraan bij vrouwelijke dieren een eibolletje of twee eizakjes hangen. De carapax draagt twee antennen of aanpassingen daaraan, een paar kaakpoten en een enkel oog. Het abdomen draagt meerdere roeipoten, afhankelijk van het aantal segmenten waaruit deze bestaat.
Copepoden leven onder andere van ➛algen, ➛infusoriën of ➛detritus, maar ook roofzuchtige en parasitaire soorten komen voor, reden om ze niet te voeren in een kweekbak: jonge vis valt onder de prooidieren van sommige soorten.
De copepoden zijn met name bekend door het geslacht ➛Cyclops en ➛Diaptomus, dat geldt als een goed voer voor vissen. Behalve als geschikte voerdieren komen er onder de copepoden ook vele parasitair levende soorten voor, met onder andere vissen als ➛gastheer. De meeste soorten parasiteren echter op een specifieke gastheer.
De in de aquariumwereld bekendste door copepoden veroorzaakte ➛ziekte wordt veroorzaakt door ankerwormen van het geslacht ➛Lernaea. Van andere parasitaire geslachten, bijvoorbeeld ➛Ergasilus, komen in het aquarium nauwelijks besmettingen voor, deze is bekender bij liefhebbers van koikarpers.
Parasitaire soorten zijn bijzonder vormenrijk en wijken nog het meeste af van de beschreven algemene vorm.