Evolutionair verschijnsel waarbij niet verwante soorten toch dezelfde eigenschappen hebben ontwikkeld. Zo zijn er meerdere typen roofvissen met een snoekvorm. Vermoedelijk is de kans groot dat dezelfde omgeving tot dezelfde ontwikkelingen leidt.
Convergentie vormt vaak een hindernis in evolutionair onderzoek en heeft geregeld tot verkeerde conclusies geleid.
= schoolvormende chromis (cichlide).
Geslacht van cichliden met meer dan 20 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
In grote scholen levende vissen nabij de rotsachtige kust van het ➛Malawimeer in oostelijk Centraal Afrika.
Lichaam hoger en meer ovaal dan het overgrote deel van de Malawicichliden, met een buiklijn die vaak spiegelt aan de ruglijn. Hierin doen ze meer denken aan Zuid-Amerikaanse cichliden. De kop is vrij kort met een wat kleine bek. Rugvin lang, van de borstvinnen tot het einde van de veel kortere aarsvin, met een lang hardstralig deel. De aarsvin heeft slechts enkele harde vinstralen. Beide open uit in een punt. De staartvin is driehoekig, meer of minder afgerond. Buikvinnen zijn vrij lang. Op de flank zijn, afhankelijk van de stemming, meer of minder duidelijk zwarte dwarsbanden te zien.Veel soorten, vooral die met een grote verspreiding in het meer, kennen meerdere lokale kleurvariaties, meestal daarnaar vernoemd.
Deze bewoners van open water zijn niet territoriaal en mannelijke dieren zijn daarmee minder agressief dan de rotsbewonende soorten, al verandert dat gedurende de paartijd. Houdt daarom per man minimaal twee vrouwen. Andersoortig gezelschap beter niet te agressief kiezen. Het aquarium kan met rolkeien worden ingericht, maar ook een flink deel open zwemruimte is nodig. Voor de kweek is een stuk open zandbodem aan te raden, eventueel met een platte steen. De bodemlaag hoeft niet dik te zijn voor plantengroei, daarvoor kunnen op steen hechtende soorten worden gebruikt als Anubias of Javavaren. Als voedsel een evenredig deel dierlijk of ➛plantaardig voer, zowel vers als ➛diepvries, geven. Vermijd echter tubifex en rode muggenlarven om vervetting of 'bloat' te voorkomen. Nakweek exemplaren eten vaak ook droogvoer of kunnen daaraan worden gewend.
Over het algemeen niet moeilijk te kweken muilbroeders. Geef ruim daarvoor goed en afwisselend voer, liefst geen droogvoer. In de paartijd wordt een ➛territorium gevormd boven een platte steen of stuk bodem, waar een vrouw, nadat de man haar al sidderend boven de broedplaats lokt, eieren afzet en in de bek neemt. Ook de eivlekken op de mannelijke aarsvin probeert ze op de happen, waardoor het op dat moment vrijkomende sperma de eieren in de bek bevrucht. De eieren komen na drie weken uit. Zodra de jongen uitkomen stopt de ➛broedzorg. Tot die tijd neemt de vrouw geen eten tot zich. De jongen zijn direkt te voeren met ➛Artemia.
Iles 1960
Endemisch in het gehele Malawimeer.
Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Grondkleur donker bruingrijs, met een hard kobaltblauwe kop. Buikvinnen en hardstralig deel van rug- en aarsvin blauwgrijs met een blauwwitte zoom. De flanken zijn bij de veel aangeboden 'Red Kadango' kleurvariant helder oranje, maar ook gele en meer rode varianten komen voor, evenals een 'Red Fin', met blauwgrijze flanken en oranje vinnen. Vrouwen zijn kleiner en missen de heldere kleuren, maar hebben een geeloranje aarsvin.
Lengte ♀ tot 16 cm, ♂ tot 20 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij het geslacht. 20 tot 60 eieren worden afgezet.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 24 tot 30° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Kopen: ok.