Kleine, kruidachtige (niet verhoutende) ➛hechtplanten die, meer of minder vertakkend, kussens vormen op allerlei substraat, zoals grond, hout en stenen. Hechtwortels of ➛rizoïden zorgen voor houvast, maar nemen geen voedingsstoffen op. Dit gaat uitsluitend rechtstreeks door de celwand via ➛diffusie. De levenscyclus van mossen is, net als bij varens (➛Polypodiopsida), afwijkend van die van zaadplanten of ➛Spermatopsida en verloopt via ➛gametofyten.
Het merendeel van de voor het aquarium belangwekkende mossen valt onder de stam van de ➛Bryophyta, de bladmossen. Behalve deze zijn ook enkele levermossen van belang uit de stam van de ➛Marchantiophyta.
Een overzicht van hun bruikbare geslachten:
➛Aegagropila, ➛Amblystegium, ➛Blepharostoma, ➛Callicostella, ➛Calliergonella, ➛Cratoneuron, ➛Distichophyllum, ➛Drepanocladus, ➛Fissidens, ➛Fontinalis, ➛Heteroscyphus, ➛Hydropogonella, ➛Hyophila, ➛Jungermannia, ➛Leptodictyum, ➛Monosolenium, ➛Philonotis, ➛Riccia, ➛Taxiphyllum en ➛Vesicularia.
Type ➛achterwand bestaande uit een met mos begroeid substraat. Een moswand kan met verschillende mossen en substraten worden gemaakt. Veel mossen hechten zich met ➛rizoïden aan harde voorwerpen, waaronder inwendige achterwanden, wat deze mossen het meest bruikbaar maakt. Een ➛kurkwand is dan een eenvoudige oplossing. Hierop kunnen met spelden plukjes mos worden bevestigd. Opvallende spelden kunnen snel worden teruggevonden om te verwijderen. Soorten die niet hechten hebben een open structuur nodig. Materialen die daarvoor geschikt zijn, zijn onder meer: